Zero to hero: Een pleidooi voor een tweede kans voor ROM - 14-12-2023
Het is een beetje het familielid waar niet over wordt gesproken in de kinder- en jeugdpsychiatrie: Routine Outcome Monitoring. Het evalueren in de jeugd ggz heeft een slecht imago, met goede reden. De manier waarop we het kennen roept namelijk vooral frustratie op. Terwijl ROM juist ook veel goeds kan opleveren. We leggen graag uit waarom.
Door Emma Broek
ROM – het is een term die elke behandelaar de rillingen geeft. ROM staat voor Routine Outcome Monitoring. Hiermee bedoelen we het regelmatig monitoren en evalueren van behandeling in de jeugd ggz, meestal aan de hand van vragenlijsten. Het is ooit in het leven geroepen door zorgverzekeraars in de tijd dat zij nog de jeugdzorg financierden. De bedoeling? Door regelmatig te evalueren en dit terug te koppelen naar de verzekeraars zou de zorg zichzelf constant moeten verbeteren.
De valkuilen van ROM
In de praktijk pakte de uitvoering echter anders uit. Hieronder lichten we drie valkuilen van ROM uit die we in de afgelopen jaren al hebben ontdekt:
1. ROM kostte vooral veel tijd voor behandelaren en cliënten, zonder dat ze er echt wat aan hadden. De resultaten belandden meestal ergens in een la of digitale databank, zonder terugkoppeling naar de klinische praktijk. Hierdoor had ROM weinig nut binnen de individuele behandeling of voor de zorg in zijn algemeen. Iedereen die ermee te maken had ervoer het vooral als een last.
2. De ICT van een instelling kan faciliterend werken, maar is in de praktijk vaak één van de grootste valkuilen. Voor behandelaren is het vaak zo’n gedoe om vragenlijsten uit te zetten, dat ze het maar liever niet doen.
3. Het is vaak ook niet duidelijk wanneer vragenlijsten moeten worden ingevuld. Vaak ontbreekt een concreet einde van een behandeling; wanneer wordt de vragenlijst voor het einde van de zorg dan ingevuld? Dat maakt het uitzetten van vragenlijsten nog lastiger voor behandelaren.
ROM de deur uit
Toen in 2015 de nieuwe Jeugdwet inging en de jeugdzorg niet langer werd gefinancierd door de zorgverzekeraars, slaakte het hele veld als het ware een zucht van opluchting: ROM was niet langer een verplichting. Een groot deel van de kinder- en jeugdpsychiatrie deed pardoes ROM de deur uit.
Zonde, want er valt veel te winnen met ROM. Als die goed word uitgevoerd en daadwerkelijk wordt benut, hebben behandelaren en cliënten er ontzettend veel aan. En niet alleen zij: ROM kan nuttig zijn voor het hele veld.
Wij als DREAMS pleiten daarom voor ROM 2.0 in de Nederlandse kinder- en jeugdpsychiatrie. Hieronder zetten wij in zeven redenen uiteen waarom we denken dat een vernieuwde manier van evalueren nodig is.
7 redenen om wél te evalueren in de kinder- en jeugdpsychiatrie
1. De cliënt in kaart gebracht. Soms loopt een cliënt zo vast in behandeling dat de behandelaar niet meer weet waar hij of zij moet beginnen. Op zo’n moment kan ROM juist ondersteuning bieden. Door op systematische wijze een cliënt breed in kaart te brengen, kan er duidelijk worden weergegeven op welke vlakken een cliënt meer ondersteuning nodig heeft. Dat geeft een mooi aanknopingspunt voor de behandeling.
2. Inzicht voor de cliënt. Voor cliënten kan ROM eenzelfde effect hebben. Door visueel in kaart te brengen hoe factoren met elkaar samenhangen, kan de behandelaar samen met de cliënt patronen ontdekken waarvan de cliënt wellicht het bestaan nog niet eens af wist. Erkenning en herkenning maakt het doorbreken van die patronen weer makkelijker.
3. Meerdere wegen leiden naar herstel. ROM pre-2015 was vaak gericht op het meten van symptomen. We weten tegenwoordig echter dat dat niet het hele plaatje is: veel kinderen doen het na verloop van tijd beter ondanks dat hun symptomen aanhouden. Door het functioneren van het kind breed in kaart te brengen, herkennen we vooruitgang op vlakken die eerder niet gemeten werden.
4. Een stem voor de cliënt. Het kan voor cliënten lastig zijn onder woorden te brengen wat ze precies voelen. Door vragen te beantwoorden kunnen ze op laagdrempelige wijze toch overbrengen waar ze mee zitten of tegenaan lopen.
5. Gepersonaliseerde zorg. Door regelmatig te evalueren kunnen we beter zien wat werkt voor welk kind. Aan de hand van die informatie kunnen we eerder ingrijpen als bepaalde behandelingen niet aanslaan, en meer gepersonaliseerde zorg aanbieden.
6. Professionele ontwikkeling. Door niet alleen symptomen, maar ook behandelfactoren zoals systemisch of integraal werken regelmatig te evalueren, kunnen specifieke punten van verbetering worden gevonden waar de behandelaar of instelling aan kan werken. Dat komt de zorg ten goede.
7. Verbetering van de kinder- en jeugdpsychiatrie. Door routinematig gegevens van alle kinderen in de kinder- en jeugdpsychiatrie te verzamelen leren we veel over grote groepen kinderen. Die informatie kan worden gebruikt om het veld verder te brengen, bijvoorbeeld door deze gegevens in onderzoek te gebruiken.
Een stap in de juiste richting
We hebben veel geleerd over hoe evalueren vooral niet moet. Als DREAMS zijn we nu hard bezig te ontdekken hoe het dan wel moet. We vragen het functioneren van kinderen en jongeren breder uit dan de symptomen die zij ervaren, zorgen ervoor dat behandelaren geen extra werk aan het evalueren ondervinden, en houden de belasting voor de cliënt zo laag mogelijk.
Daar staat tegenover dat de behandelaar extra informatie over hun cliënt ter beschikking krijgt, cliënten gerichtere behandelingen ontvangen en zij zich in hun behandeling meer gehoord voelen. Daarbij wordt ook onderzoek gedaan met de informatie die routinematig bij alle vier de DREAMS instellingen wordt verzameld. Zo zorgt DREAMS ervoor dat ROM weer het nut krijgt waar het ooit voor bedoeld was: het verbeteren van de zorg in de kinder- en jeugdpsychiatrie.
Geïnteresseerd in onze evaluatieprojecten? Bekijk dan onze projectpagina’s over onze intake vragenlijst en evaluatie van behandeling.
Blogarchief
2024
- - De Intakevragenlijst: nieuwe ontwikkelingen
- - Aan het woord: Promovenda Ilse Visser
- - DREAMS op pad: Het derde DREAMS symposium
- - Aan het woord: Datamanager Daniël van der Doelen
- - DREAMS op pad: Het voorjaarscongres van de NVvP
- - Aan het woord: Onderzoeker Malindi van der Mheen
- - Aan het woord: Psycholoog en onderzoeker Marleen Wildschut
- - Aan het woord: Onderzoeker Josjan Zijlmans